P.A. Siebesma, Door het Oog van de Rabbijnen, [1996], 7,3 Het vervolg van vers 2 en de verzen 3 en 4 slaan ook op de vernietiging van Sanherib. De inwoners van Jeruzalem verheugen zich voor Gods aangezicht, zoals tijdens de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verdelen van de buit. Zoals tijdens de uittocht uit Egypte de Isra
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [10]het juk van hun last, en den stok hunner schouders, en den staf [11]desgenen, die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten; 10. Dat is, het juk, waarmede zij belast of bezwaard waren, en den stok, waarmede men hen op de schouders sloeg. Doch dit alles is te verstaan van een geestelijk juk des duivels en der zonde, van welke Christus zijn volk verlost. En deze geestelijke verlossing wordt hier vergeleken bij de lichamelijke, die ten tijde van Midian geschied is, Richt.7:22; hfdst.10 vs.26. Want gelijk Gideon de Midianieten door het geklank der bazuinen verstrooid en verslagen heeft, alzo zou Christus door de bazuin van het heilig Evangelie het rijk des duivels verstoren. 11. Of, desgenen, die daarmede dreef.